Onderstaande tekst is uitgesproken door Helene van Erve op 25 sepember 2024, tijdens een studiemiddag over kerk en homoseksualiteit georganiseerd doorr de Tilburg School of Catholic Theology in samenwerking met het WKHP.

Mijn naam is Helene van Erve Preyde, geboren in Valkenburg als oudste van een katholiek gezin met vijf kinderen. Inmiddels vijftig jaar getrouwd met Karel, we wonen in Thorn en hebben twee zonen, twee schoondochters en vijf kleinkinderen.

Het geloof is mij met de paplepel binnen gegeven, zoals dat heet. Aan vaders kant hadden we drie religieuzen: een oom broeder van de Christelijke scholen, een oom pater bij Mill Hill en een tante non bij de Barmhartige zusters van de heilige Carolus Borromeus in Den Bosch.

We kerkten elke zondag samen als gezin, mijn broertje was misdienaar en ik zong in het kinderkoor. Het was zoals het hoorde in die tijd, Christelijke naastenliefde werd bij ons thuis voorgeleefd. Mijn moeder poetste mee de kerk, zong in het kerkkoor en de kapelaan die in onze straat woonde, werd een huisvriend.

Voor mij was iets betekenen voor een ander vanzelfsprekend en dat was onvoorwaardelijk. De eerste gastarbeiders kwamen, rassendiscriminatie was een thema, blank en zwart…. Daarover schreef ik in de zesde klas mijn eerste spreekbeurt en vanaf toen was me duidelijk dat niet iedereen hetzelfde werd behandeld.

Bij ons in de straat woonde de dominee, die vond men anders. Verderop een gezin met een zoon: die was van de verkeerde kant…Hoezo verkeerde kant? Ik herinner me dat mijn moeder zich wel eens afvroeg met wie ik wel niet zou thuiskomen, als ik weer eens vol overgave sprak over mensen in de marge van de samenleving, al wist ik dat toen nog niet zo te benoemen.

In de tijd dat ik op de middelbare school zat, ging ik naar een andere parochiekerk. Daar preekte een witte pater en dat sprak me meer aan. De mis was op zaterdagavond en het was elke week weer een probleem thuis dat ik niet meeging met het gezin naar onze eigen kerk op zondag. Soms gaf ik daaraan toe, maar niet van harte. Het was mijn zoektocht, dat besefte ik achteraf. Mijn keuze voor de rijksleerschool als pedagogische academie viel ook niet in goede aarde, maar dat ik Godsdienst er vrijwillig bij koos als examenvak, maakte weer veel goed.

Na mijn huwelijk met Karel zijn we in Thorn gaan wonen en omdat ik altijd in een kerkkoor had gezongen, ging ik hier bij het Abdijkoor, kwam in het bestuur, werd lector en kreeg stilaan behoefte aan meer verdieping. Het was in die tijd dat een diaken van het behoudende soort bijbelavonden organiseerde en na enkele bijeenkomsten werd er zo op mijn ziel getrapt dat ik me afvroeg of ik hier wel thuishoorde. Het geloof werd zwaarmoedig verkondigd en het leven was verderfelijk en zondig…dat was zo niet mijn wereld! Gelukkig startte er bij ons in de Foyer de Charité een wekelijkse bijbelcursus en op aanraden van de nieuwe kapelaan ben ik deel gaan nemen. Enkele jaren elke maandagochtend en dat was een blijmoedig geloof: bidden, zingen, God is liefde en houdt van jou. Toch kreeg ik ook daar geen antwoord op mijn vragen als het over geaardheid ging en waarom daar zo negatief over gedaan werd in de kerk.

Het was 1994, de jongens woonden niet meer thuis en ik ging op zoek naar vrijwilligerswerk met een plus. In de krant stond een artikel over Buddyzorg, ze zochten buddy’s, het sprak me aan en na een tv-uitzending waarin pater Jan van Kilsdonk een aidspatiënt doopte, heb ik me aangemeld. Dat wilde ik ook, mensen terug bij God brengen die door hun kerk waren buitengesloten. Het grote verdriet van vaak dubbele stigmatisering bleef me raken: niet durven zeggen dat je homo bent en dan ook nog Hiv geïnfecteerd. Een jaar later werd ik buddy en sinds die dag draag ik het aids lintje.

Datzelfde jaar werd ik door kapelaan Smeets gevraagd om koster te worden van de kapel onder de Linden en als ik buiten het dorp moest zijn voor een buddy contact, dan mocht ik zijn auto gebruiken. Ik had nog veel vragen en als de kapelaan geen antwoord had, bracht hij me in contact met een priester die daar wel gesprekspartner in kon zijn. Ook collega buddy Anton, kloosterling in de abdij van Berne Heeswijk, nodigde me regelmatig uit om samen over geloof en geaardheid te spreken en de negatieve houding die de kerk daarin had. Het was zondig, slecht, je kon ervan genezen; het was me een doorn in het oog!

In 1999 werd ik buddy van Leon die ooit katholiek was opgevoed, maar door de dorpspastoor uit de kerk werd gezet toen hij als tiener uit de kast kwam. Zijn gelovige moeder had daar veel verdriet van, zeker toen hij aids kreeg en daaraan moest gaan sterven. Hij verlangde naar de ziekenzalving en ik kende een priester die daar wel voor open stond. Hij is opgebaard met zijn rozenkrans en kerkboekje en er was een afscheid vanuit een kerk.

Steeds vaker kreeg ik de vraag hoe ik nu toch bij die kerk kon blijven die zo negatief deed over homo’s. Zeker mijn Queer buddy collega’s begrepen er niets van. Voor mij was het geloof geen kwestie van geaardheid: God houdt van al zijn schepsels en ieders naam staat geschreven in Zijn hand.

Al meer dan 40 jaar ben ik actief in de kerk, nu nog als koster en koorzanger en vrijwilliger bij het bisdom. Mijn geloof maakt een groot deel uit van mijn leven en het is mijn drive om mee te helpen een brug te bouwen. Samen met pastoor Harry Notermans ben ik in 2018 gestart met de leeskring, bij het verschijnen van het boek van James Martin: Een brug bouwen. Met kleine stapjes zijn we op weg gegaan, altijd in overleg met ons bisdom en sinds zijn wijding met bisschop Harrie Smeets zg. deze heeft ons steeds van harte gesteund en ons ook een ruimte beschikbaar gesteld bij de bisdom kantoren. Zorgvuldig en met begrip en fijngevoeligheid willen we bijdragen aan een goede verstandhouding tussen de Queer community en de kerk. Trots ben ik op het bestuur van de stichting “Building a Bridge” en de mensen van de leeskring voor hun onvoorwaardelijke steun. Vol enthousiasme gaan we verder op onze ingeslagen weg, samen met onze nieuwe bisschop Ron van den Hout.